zondag 6 april 2014

Hva Beeldtaal H4,5 en 6


H4
Gestalt zorgt bij de visuele communicatie voor een weldadige orde die de makers van visuele informatie op het rechte spoor houdt en de gebruikers pleziert.
Er is altijd sprake van interpretatie.

4.1 Gestalt = eenvoud
Goed toepassen van de Gestaltwetten is minder moeilijk dan het lijkt. Ook hangen veel wetten met elkaar samen, of overlappen ze elkaar waardoor het moeilijk is ze van elkaar te scheiden.

4.2 Wet van voor- en achtergrond
We organiseren onze waarnemingen door voor-en achtergrond van elkaar te onderscheiden.

















Dit beeld is een voorbeeld van de wet van voor- en achtergrond. Afhankelijk van de interpretatie van de kijker zal ofwel de zwarte vaas, ofwel de witte gezichten als voorgrond gezien worden. Hierdoor kan het ook zijn dat de kijker één van de twee beelden mist.


















Voor de omgekeerde variant qua kleuren geldt hetzelfde.

4.3 Wet van Eenvoud
Vormen worden waargenomen in de meest eenvoudige vorm.
4.4 Wet van nabijheid
Elementen die zich dicht bij elkaar bevinden, worden als groepen gezien.
4.5 Wet van overeenkomst
De wet van overeenkomst is een van de belangrijkste Gestaltwetten, omdat allerlei andere wetten ervan zijn afgeleid.
4.6 Wet van symmetrie
Symmetrische beelden worden als eenheid ervaren, zelfs al staan ze op afstand van elkaar.
4.7 Wet van gelijke achtergrond
Voorwerpen met een gelijke achtergrond vormen een geheel


















Doordat deze afbeelding een gelijke kleur achtergrond heeft geeft alleen al dit aan dat er sprake is van een gelijkheid. In dit geval dat het toilet voor zowel vrouwen als mannen bedoeld is.


4.8 Wet van gelijke bestemming
Dingen die dezelfde kant op bewegen, worden als eenheid gezien.






Doordat de benen op de poef liggen richting de krukjes die verderop staan wordt hier een eenheid waargenomen in de ruimte. Dit kan daarna zelfs doorverwezen naar het boek in de kast. Zodoende zal er een interpretatie gemaakt worden dat er sprake is van een ruimte die ontspannen aandoet.

4.9 Wet van geslotenheid
Deze wet hebben we opgedeeld in twee sub wetten: de wet van geslotenheid (law of closure) en de wet van ingevulde hiaat (law of closure 2).
4.10 Wet van geslotenheid
Soms willen we elementen duidelijk van elkaar scheiden. Deze vorm van Gestaltwet – iets zien wat er eigenlijk niet is – heeft alles te maken met de tweede interpretatie van de law of closure: de wet van het ingevulde hiaat
4.11 Wet van het ingevulde hiaat
Dingen die er niet zijn, worden door onze hersenen ingevuld zodat toch een logisch verband ontstaat.
4.12 Wet van continuïteit
Voorwerpen die in een doorgaande lijn of volgorde zijn geplaatst, worden als geheel waargenomen en aan elkaar gekoppeld in tijd en/of plaats.
4.13 Wet van ervaring
We zijn geneigd objecten die we waarnemen te vergelijken en te koppelen aan dingen die we kennen.
4.14 Gestalt als totaalbeleving
De Gestaltwetten zijn geen wetten van Meden en Perzen, geen knellende korsetten. Ze kunnen ervoor zorgen dat domme of onhandige fouten worden vermeden. Het mag uiteraard nooit zo zijn dat ze creatieve processen in de weg staan.

H5
Semiotiek bestudeert de betekenis van tekens en het proces van betekenisgeving. Niet alleen tekens in taal of beeld, maar in principe alles om ons heen.

5.1 Tekens om ons heen
Semiotische elementen die betekenis dragen noemen we tekens.
Code en conventies: Om een teken te begrijpen moeten we de code kennen: de letters lezen, de taal spreken, op de hoogte zijn van de conventies.
Context en aanwijzingen: Vaak geeft de plaats, de omgeving of context van het teken aanwijzingen in welke richting we de betekenis van het teken moeten zoeken.
Combinaties met andere tekens: Tekens krijgen vaak hun belangrijkste betekenis door de combinaties met andere tekens en door hun expliciete relaties met tegenovergestelde tekens.
Interpretatie: Het teken verwijst niet alleen naar het object, het doet er ook een uitspraak over. Deze uitspraak noemen we een interpretatie.

5.2 Drie soorten tekens volgens Peirce
Peirce onderscheid drie typen relaties tussen een teken en het teken waar het naar verwijst.
- Iconische relaties, kunnen eenvoudig worden begrepen op basis van hun uiterlijk.
- Indexicale relaties, kunnen worden afgeleid en zijn gerelateerd aan ervaring.
- Symbolische relaties, berusten op afspraken.

















Deze afbeelding is een duidelijke vorm van een iconisch teken: twee ogen en een halve maan omhoog worden herkend als een vrolijk gezicht. Er is in feite sprake van een simplistische weergave van de werkelijkheid.

5.3 Betekenislagen: de theorie van Barthes.
Een tweede onderscheid uit de semiotiek dat door vele communicatiespecialisten wordt gebruikt, is de gelaagde betekenis. Volgens Barthes krijgen tekens, welke dan ook, in principe altijd op twee niveaus betekenis:
Denotatie, herkennen wat er wordt afgebeeld. Je kunt denotatie in twee lagen aanbrengen: denotatie in de eerste ronde, primaire denotatie en denotatie in de tweede ronde of secundaire denotatie.


Connotatie,
Begrijpen/waarderen van het afgebeelde. Primaire connotatie, cultureel, op grond van gedeelde waarden. Subjectieve connotatie, subjectief, op grond van persoonlijke waarde.






















Dit beeld geeft Barthes mooi weer. Op primair denotatie niveau zien we bijvoorbeeld een bed, een knuffel, een lamp, kussens, een televisie en een ipad. Op secundair denotatie niveau kun je aangeven dat het hier om een (design)hotel gaat door de keuze van de attributen en de manier waarop het bed is opgemaakt.
De primaire connotatie betreft dan dat het zal gaan om een hoger gesegmenteerd hotel voor hippe designfreaks en mensen die zichzelf als ‘creatief’ bestempelen. Op secundair connotatie niveau kan dit je bijvoorbeeld doen denken aan je moeder die allemaal designmeubelen aanschaft.

5.4 Wie heeft gelijk: Barthes of Peirce?
Eerst moeten we ons realiseren dat Barthes een psychologisch proces beschrijft, terwijl Peirce de wijze beschrijft waarop een teken naar een object verwijst. Maar omdat de indelingen van Barthes en Peirce verschillende elementen in het proces van communicatie betreffen (Peirce het teken Barthes de betekenis) kunnen we ook een analyse maken waarin we beide betrekken. Het is oninteressant wie er gelijk heeft.

5.5 Wat hebben we aan deze wetenschap?
1. Allereerst geven de semiotische begrippen je een instrument om gestructureerd te praten over het proces van begrijpen en de betekenis van beeld.
2. Dankzij de driedeling van Peirce zien we dat voor symbolische betekenis de meeste kennis nodig is.
3. Als je je doelgroep niet kent, kun je het produceren van beeldtaal het beste kiezen voor dat teken waar de minste kennis voor nodig is en de betekenis op een zo laag mogelijk niveau gecodeerd kan worden.
4. Dankzij de vierdeling van Barthes zien we dat de mate waarin je het effect van het beeld kunt voorspellen afneemt, naarmate het betekeningsniveau stijgt.
5. Maar Barthes leert ons ook dat je diepe indruk kunt maken door je doelgroep op hogere niveaus aan te spreken.
6. Besef dat de context waarin een teken wordt waargenomen waarneming, ervaring en afspraken beïnvloedt.


H6
Visuele retorica stelt de vraag naar overtuigingskracht van beeld. En naar de middelen die hiervoor worden ingezet.

6.1 Klassieke retorica: overtuigingskunst
Retorica is de leer van welsprekendheid, deze retorica houdt zich bezig met alle middelen waarmee je als spreker je publiek van een bepaald standpunt te overtuigen. Dit kun je doen door de 5 taken goed te vervullen, inventio, dispositio, elocutio, memoria, actio. Deze retorica heeft voornamelijk betrekking op de speeches over politieke onderwerpen. Ze gebruiken veel beeldspraak.

6.2 Moderne retorica
In de 19e eeuw nam de belangstelling voor retorica af door de opkomst van taalwetenschap. Halverwege de 20ste eeuw nam dit weer toe door de invloed van media, fotografie, radio en televisie. Ook de nieuwe vakken als marketing dragen bij aan deze opkomst.

6.3 Retorica en het beeld
In de klassieke retorica was het duidelijk dat de spreker fysiek aanwezig was. In de visuele communicatie is dat soms onduidelijk. Emoties en symbolen van macht zijn belangrijke elementen voor een retorische analyse.

6.4 Ethos, pathos en logos
Ethos, pathos en logos zijn soorten overtuigingsmiddelen. Dit komt ook terug in beeld:
- Ethos: geloofwaardigheid van de zender. Bijv. BN’ers gebruiken in reclamecampagnes.
- Pathos: inspelen op emotie. Bijv. door doodgeknuppeld zeehondje.
- Logos: rationele argumenten. Bijv. satellietfoto die ‘bewees’ dat er chemische wapens waren in Irak.

6.5 Kairos: het juiste moment

De aanpassing van de spreker van zijn boodschap aan precies deze omstandigheden en tijd. In beeld: precies op het juiste moment een foto maken (bijv. bliksemschicht, meisje van Hiroshima).


















Dit beeld is een voorbeeld van kairos, omdat precies op het moment dat het meisje viel de foto genomen is.

6.6 Klassieke stijlfiguren
Verbale stijlfiguren:
Schema’s: werken via herhaling
Tropen: inhoudelijke stijlfiguren, puzzeltjes
Rijm: herhaling van eindklank
Slijpsteen voor de geest – NRC
Alliteratie: herhaling beginklank -> Heerlijk Helder Heineken
Gratis maar niet goedkoop – De Pers
Werken vanuit tegenstellingen: hard tegen pijn, zacht voor je gezin









6.7 Schema’s: regelmatigheden.
Rijm in beeld wilt zeggen dat er twee beelden overeenkomen. Neem als voorbeeld de Unox reclame waarbij de vorm van de schaatsbaan hetzelfde is als die van de rookworst. Een verbo-picturaal schema wilt zeggen dat de tekst door het beeld wordt aangevuld. Repetitio is de kracht van herhaling, wanneer iets vaak genoeg herhaald wordt blijft het hangen bij het publiek. Contrast ofwel tegenstelling: een sterk middel om de aandacht mee te trekken.

6.8 Tropen: onregelmatigheden
Metafoor: verduidelijkt een object of idee door een beschrijving van iets anders met gelijke karakteristieken. Synecdoche: koepelbegrip voor pars pro toto (een deel staat voor het geheel) en totum pro parte (geheel staat voor een deel). Vergelijking: twee beelden worden met elkaar vergeleken. Personificatie: dingen of dieren worden als personen gebruikt. Hyperbool: dit is een overdrijving van een cliché beeld. Oxymoron: twee zaken die elkaar tegenspreken worden tegelijkertijd gebruikt. Pastiche: een nabootsing van het werk van een bekende auteur.

6.9 Retorisch model
Met het retorisch model bepaal je wat bijdraagt aan een retorische beeldanalyse. Deze bestaat uit vijf fases: fase 0 communicatieve situatie, fase 1 inventio, fase 2 dispositio, fase 3 elocutio, fase 4 ethos, pathos, logos en fase 5 het slotoordeel.